Home

Financiële keuzes

3.2 Financieel Meerjarenperspectief

In onderstaande tabel wordt het Financieel Meerjarenperspectief (FMP) voor de periode 2023-2026 gepresenteerd.

De begroting 2023 is reëel en structureel sluitend. Dit betekent dat de structurele lasten worden afgedekt met structurele baten. Daarmee wordt voldaan aan het belangrijkste criterium voor repressief (regulier) provinciaal toezicht. Ook de meerjarenraming 2024 en 2025 laat voordelen zien, maar in 2026 slaat het perspectief om. In 2026 zien we een nadeel van het structureel begrotingssaldo van 17,3 miljoen euro.

Financieel meerjarenperspectief

Begroting 2023

Raming 2024

Raming 2025

Raming 2026

Totaal lasten

331,19

N

337,45

N

341,28

N

349,73

N

Totaal baten

-333,98

V

-342,40

V

-347,50

V

-336,89

V

Saldo van baten en lasten

-2,79

V

-4,96

V

-6,22

V

12,84

N

Stortingen reserves

4,92

N

4,92

N

4,92

N

4,93

N

Onttrekkingen reserves

-2,49

V

-0,12

V

-0,12

V

-0,12

V

Saldo reserve mutaties

2,43

N

4,80

N

4,81

N

4,81

N

Waarvan: incidentele baten en lasten

0,05

N

0,13

N

0,30

N

0,30

N

Bedragen x 1 miljoen euro

In de raadsbrief over het proces van de programmabegroting 2023 (RAAD-7357) is de raad geïnformeerd over de (financiële) ruimte voor tussentijds meebewegen op kansen en ontwikkelingen. Zoals in de raadsbrief aangekondigd heeft het college daar in deze ontwerpbegroting rekening mee gehouden door financiële ruimte te behouden voor initiatieven. Het nadelige structurele begrotingssaldo vanaf 2026 zorgt ervoor dat er geen ruimte is voor initiatieven met een langjarige financiële doorwerking.

De belangrijkste verklaring voor het nadeel in 2026 is de lagere uitkering in het gemeentefonds. Het Rijk hanteert vanaf 2026 een lager accres (groei) van het gemeentefonds. Ook wordt vanaf 2026 de opschalingskorting weer opgenomen in het gemeentefonds. De keuzes van het Rijk raken niet alleen Almelo, maar alle gemeenten in Nederland.Het Rijk wil in september helderheid geven over de financiële situatie van gemeenten vanaf 2026. In de 'Contourennota financieringssystematiek medeoverheden' geeft het Rijk aan dat het de zorgen van gemeenten over de financiële situatie vanaf 2026 begrijpt. In de Contourennota wordt de ambitie herhaald om voor de periode vanaf 2026 een nieuwe financieringssystematiek uit te werken en daarbij een verruiming van het gemeentelijke belastinggebied te betrekken.

Een overzicht van alle belangrijke mutaties in het financieel meerjarenperspectief is opgenomen in hoofdstuk 3.3 van deze begroting.

Gehanteerde uitgangspunten financieel meerjarenperspectief

Bij het opstellen van de begroting 2023 en meerjarenraming 2024-2026 zijn onderstaande uitgangspunten gebruikt. Het gaat daarbij om de grondslagen voor de ramingen bestaand beleid, zoals de loon- en prijscompensatie, de inflatiecorrectie voor belastingen, heffingen en tarieven en huren en het opslagpercentage overhead.

Looncompensatie
De looncompensatie wordt gebaseerd op het Centraal Economisch Plan 2022 (CEP2022) van het Centraal Planbureau (CPB). Voor de loonontwikkeling gaan we uit van de index ‘prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers’. Het CPB gaat in 2023 uit van een percentage van 3,3%. Die inschatting van het CPB vinden wij te laag, omdat wij een (gedeeltelijke) compensatie verwachten van de relatief lage loonaanpassing in 2022 t.o.v. de inflatie.

Looncompensatie

2023

2024

2025

2026

%-wijziging t.o.v. voorgaand jaar

4,0%

3,9%

3,8%

3,6%

Prijscompensatie

De prijscompensatie wordt gebaseerd op de index 'prijs overheidsconsumptie, netto materieel (imoc, %).
Bij de programmabegroting 2022 is voor 2022 een indexatie toegepast van 1,4% conform het CEP2021. In het CEP2022 is de prijsindex voor 2022 4,1%. Het verschil van 2,7% wordt toegevoegd aan de jaarschijf 2023, waardoor het percentage prijscompensatie voor het jaar 2023 uitkomt op 5,0%.

Prijscompensatie

2023

2024

2025

2026

%-wijziging t.o.v. voorgaand jaar

5,0%

2,4%

2,4%

1,9%

Belasting, heffingen en tarieven
Voor de indexatie van de belastingen, heffingen en tarieven gebruiken we een combinatie van 2/3 looncompensatie en 1/3 prijscompensatie, behalve voor de OZB en riool- en afvalstoffenheffing.

In het coalitieakkoord 2022-2026 is afgesproken om de indexatie van de OZB en riool- en afvalstoffenheffing te maximeren op 2%.

OZB en riool- en afvalstoffenheffingen

2023

2024

2025

2026

%-wijziging t.o.v. voorgaand jaar

2,0%

2,0%

2,0%

2,0%

Voor de overige heffingen e.d. geldt een combinatie van 2/3 looncompensatie en 1/3 prijscompensatie (o.b.v. CEP2022).

Belastingen, heffingen en tarieven (overig)

2023

2024

2025

2026

%-wijziging t.o.v. voorgaand jaar

3,0%

3,4%

3,3%

3,0%

Subsidie
Jaarlijks zal bij het opstellen van de perspectiefnota of begroting worden bezien of een gecombineerde 1/3 prijs- en 2/3 loonindex voor subsidies (exclusief beschermd wonen) financieel mogelijk is. Voor 2023 is het mogelijk om de gecombineerde index te gebruiken.

Subsidies

2023

2024

2025

2026

%-wijziging t.o.v. voorgaand jaar

3,0%

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

Circulaire gemeentefonds
De meicirculaire 2022 van het gemeentefonds vormt de basis voor de begroting 2023 en de meerjarenraming 2024-2026.

Opslagpercentage overhead
Het opslagpercentage overhead bedraagt 50% van de salarislasten. Het percentage is niet gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren.

Omslag-/rekenrente
De rente wordt met een percentage van 1% doorbelast naar de taakvelden.

Uitgangspunten raming Wmo en Jeugd

De tarieven Wmo en Jeugd voor 2023 zijn nog niet bekend. We stellen de verwachte tariefstijging gelijk aan prijscompensatie 2023.

Tariefswijziging t.o.v. 2022

2023

Wmo HO

5,0%

Wmo - beschermd wonen

5,0%

Wmo - overig

5,0%

Jeugd

5,0%

In 2023 voorzien we onderstaande volumewijzigingen in het sociaal domein ten opzichte van de voorjaarsrapportage 2022.

Volumewijziging t.o.v. de VJR 2022

2023

Wmo HO

gelijk

Wmo - beschermd wonen

gelijk

Wmo - overig

gelijk

Jeugd beschikbaarheidsvoorziening

stijging

Jeugd overig

gelijk

Uitgangspunten raming BUIG/bijstand

2023

BUIG-budget - inclusief loonkosten subsidie (in miljoenen euro's)

38,8

Gemiddeld aantal personen in bijstand op basis van beschikbare Rijksmiddelen

2.280

Gemiddelde uitkeringslast (in euro's)

15.120

Deze pagina is gebouwd op 01/24/2023 11:54:13 met de export van 01/24/2023 10:59:27